Menu
De toegevoegde waarde van onderhoud

De toegevoegde waarde van onderhoud

By In Risicomanagement On 18 januari 2016


Onderhoud kost manuren, materialen en vaak moet het productieapparaat stoppen om het te kunnen uitvoeren. Om de bedrijfswinst te maximaliseren is het logisch om te streven naar minimale onderhoudskosten. De budgetten van technische diensten over de hele wereld staan daarom continu onder druk.  Maar waar ligt nu het optimum voor het bedrijf? In dit artikel gaat ik, aan de hand van een voorbeeld bij een nutsbedrijf, in op de business case voor onderhoud. Ik legt uit hoe bepaald wordt welk onderhoud in het bedrijfsbelang is en welk onderhoud beter achterwege gelaten kan worden.

Bij nutsbedrijven heeft budget lange tijd een ondergeschikte rol gespeeld. Hieraan komt langzamerhand een einde door concurrentie en prestatie-overeenkomsten tussen beheerder en overheid. Het technische beheer wordt nu grondig onder de loep genomen om de kosten te verlagen.

Een robuust netwerk

Het productieapparaat is bij de meeste nutsbedrijven als een netwerk. Het netwerk bevat overcapaciteit, buffers, redundantie en allerlei mogelijkheden om delen uit het netwerk te verbinden. Aan de andere kant is er een zeer wisselende vraag. Door alle mogelijkheden die het netwerk biedt om, ondanks technische storingen,  aan de vraag te blijven voldoen, merkt de klant in de meeste gevallen niks van een storing. Toch wordt er veel geïnvesteerd om storingen te voorkomen en in het handhaven van wat het systeem kan leveren. Het lijkt erop dat er met minder onderhoud kan worden volstaan. Zo is er het gevoel dat er vaker gekozen zou kunnen worden voor run-to-failure en dat een afname van de capaciteit niet direct leidt tot leveringsproblemen. Op de een of andere manier lukt het niet om die stap te zetten …

Instandhouden of het realiseren van bedrijfsdoelstellingen

De reden dat dit niet lukt is dat de opbrengsten van onderhoud vrijwel geheel bij productie liggen (op het voorkomen van technische gevolgschade na). Denk aan het voorkomen van stilstands- of kwaliteitsverliezen. De technische dienst heeft zelden de kennis om de gevolgen van falen voor productie te kwantificeren. Traditioneel kiest deze daarom voor goed huismeesterschap of het instandhouden van wat het systeem kan, in plaats van het doen voortduren van het behalen van de productiedoelstellingen. Dat terwijl het in het bedrijfsbelang is om slim gebruik te maken van aanwezige redundantie en overcapaciteit.

De rol van productie

Om dat te kunnen doen is het nodig het verband te kennen tussen de vraag en de resterende capaciteit van een deels falend netwerk. Dan ligt vast of een storing leidt tot een leveringsprobleem en kan worden bepaald wat het voorkomen of beperken van dat falen waard is. Daarmee ligt vast welke investering in onderhoud gerechtvaardigd is. Dit verband kan niet op het niveau van een productie-eenheid bepaald worden, maar alleen op een hoger niveau, rekening houdend met alle mogelijkheden die het netwerk biedt om aan de vraag te voldoen. De kennis om dit verband te kunnen bepalen is niet te vinden bij de technische dienst maar bij productie- en systeemengineers. Pas als bekend is dat er redundantie is, kan er gekozen worden om de storing af te wachten en dan te repareren. Of pas als bekend is dat er een buffer is voor 8 uur kan er gekozen worden om storingen, die binnen 4 uur worden opgelost, te laten komen. Het optimum aan onderhoud kan pas worden bepaald als het belang van een storing bekend is. Omdat dit belang bij productie ligt, kan deze business case kan alleen worden gemaakt als de technische dienst en productie samenwerken. Tijdens de driedaagse basiscursus RCM2 leert u de gemeenschappelijke taal en de aanpak om samen te bepalen of onderhoud in het bedrijfsbelang is of beter achterwege gelaten kan worden. Wilt u meer lezen over de methode RCM2 of over praktische toepassingen daarvan, bezoek dan onze website, daar zijn vele publicaties en kennisdocumenten te vinden: www.operationalexcellence.nl.